dinsdag 24 mei 2011

Meedraaien op de Kilsdonkse, deel 2

Lieve mensen,

De vorige keer heb ik het gehad over het korenmolengedeelte van de Kilsdonkse, vandaag ga ik het hebben over het oliemolengedeelte.
Zoals jullie de vorige keer hebben kunnen lezen heeft Ad me de korenmolen laten zien., we schrijven nog steeds 5 maart.

Vanaf de kap klommen we nu de smalle trapjes naar beneden en liepen we langs de schoepenraderen naar de oliemolen.
We klimmen eerst via een steil trapje naar de zolder van de oliemolen. Op deze zolder liggen de walnoten te drogen. Van deze walnoten wordt notenolie gemaakt die je kunt gebruiken om bijv. salades te verrijken. Ik kan uit eigen ervaring zeggen dat die olie erg lekker smaakt!

Drogende walnoten...
In de buurt van de molen wonen veel mensen met een walnotenboom in hun tuin. Ze weten in het najaar vaak niet wat ze met al die noten moeten doen. Via diverse media roepen de vrijwilligers van de molen deze mensen op om (een gedeelte van) hun oogst te doneren aan de molen. Als tegenprestatie krijgen zij dan een flesje geslagen walnotenolie.
De walnoten zijn normaal gesproken omhuld door een vochtige groene schil. Als de walnoten worden aangeleverd dan zijn ze nog redelijk vochtig door die groene schil. Als ze niet goed gedroogd worden dan kunnen de noten gaan schimmelen wat natuurlijk nadelig is voor de kwaliteit van de olie. Daarom hebben de vrijwilligers van de molen speciale houten stapelbakken gemaakt met een bodem van kippengaas. Daar liggen de noten dan, 2 a 3 lagen dik, te drogen.
Op de zolder draait ook een grote wentel-as welke via een aantal molenwielen (houten tandwielen) wordt aangedreven door de water en/of windmolen. Deze wentelas drijft de kollergang aan, de roerwerken en de oliewerken, daarover later meer.

De zolder van de oliemolen. In het midden is de wentelas te zien. Links de stapelbakken met drogende walnoten...
De wentelas is gemaakt van een eikenhouten stam van 16,5 meter lang en is aan het worteleind wel 80 cm dik. De molen is een aantal jaren geleden herbouwd en daarvoor moest er een nieuwe wentelas gemaakt worden. Er is mij verteld dat er in heel Europa maar 2 of 3 stammen in aanmerking kwamen om deze as te maken.
Nadat we de zolder bekeken hadden klommen we weer naar beneden.
Hieronder volgt een beschrijving van het olieslaan. Veel tekst maar daarna volgt een videootje waardoor e.e.a. een stuk duidelijker wordt.
Beneden is het eerste wat je opvalt de grote kollergang met de kantstenen. De kantstenen wegen per stuk een slordige 2500 kg.

De Kollergang...
De kollergang bestaat uit een verticale spil, de steenspil, die onder- en bovenin gelagerd is. Aan deze steenspil zitten twee horizontale assen bevestigd waar de kantstenen omheen draaien. Daar omheen zit een houten raamwerk wat de boel bij elkaar houdt, het steenraam. Bovenin de foto is nog goed het grote steenwiel te zien wat aangedreven wordt door het kleine steenwiel (niet zichtbaar). Het kleine steenwiel is een schijfloop die om de wentelas is bevestigd. Normaal gesproken heeft een rondsel ronde staven van een harde, splijtvaste houtsoort. De Kilsdonkse was vroeger echter een rijke molen want de schijflopen hadden daar (en nu ook) ovale gietijzeren staven.
De kantstenen rollen over een ligger of doodbed. Deze ligger kan van metaal zijn gemaakt maar bij de Kilsdonkse is deze van steen. Rondom de ligger (gedeelte waar de kantstenen niet overheen rollen)  is een houten "vloer" aangebracht. Om deze vloer zit een metalen rand en dit geheel noemt men een "kuip".
De functie van de kollergang is het vermalen van walnoten, lijnzaad of koolzaad tot pulp wat ook "meel"genoemd wordt. Vandaag werd er walnotenolie geslagen.
Terwijl de kollergang draait wordt er een bepaalde hoeveelheid walnoten op de ligger gegooid. Aan het steenraam zijn de zg. aanstrijkers bevestigd die de noten steeds in het spoor van de kanstenen schuiven. Door het gewicht van de kantstenen worden de noten vermorzeld tot pulp, een proces wat ongeveer 15 tot 20 minuten duurt. Als de noten genoeg vermalen zijn dan trekt men de aanstrijker omhoog en laat men de afloper neer. Deze afloper duwt het "notenmeel" naar de buitenkant van de kuip waar het "geoogst" kan worden. In de houten vloer zit een afloopschuif die men open kan trekken. Onder deze schuif staat een meelkist waar het notenmeel opgevangen wordt. Het notenmeel wordt vervolgens in een houten voorraadbak gegooid waar het wacht om verwarmd te worden door het "vuister".
Het vuister is een soort houtgestookt fornuis, een met bakstenen opgemetselde bak van ± een meter hoog met daarop een dikke gietijzeren  of stalen plaat. In het vuister brandt een houtvuurtje waardoor de stalen plaat verwarmd wordt.
Op deze stalen plaat staat een bodemloze pan, de "vuisterpan", waar een bepaalde hoeveelheid notenmeel in gegooid wordt.
Boven het vuister hangt het roerwerk, een roerstok met daaraan een spaan die het notenmeel omroert. Het roerwerk kan men laten zakken of lichten. Als men het laat zakken in de pan dan grijpt er een tandwieltje aan waardoor het roerwerk begint te draaien. Het roerwerk zorgt er voor dat het notenmeel omgeroerd wordt zodat het egaal verwarmd wordt. Dit verwarmen is nodig omdat de olie, die nog in het notenmeel zit, dunner vloeibaar wordt zodat deze makkelijker uit te slaan is.
Als het meel op temperatuur is dan wordt het roerwerk gelicht en wordt de meel verdeeld over twee "bulen".
Een buul (verbastering van "buidel") is een platte, langwerpige, taps toelopende zak van stevig linnen. De gevulde buul wordt daarna in een "schrooi" gelegd en dichtgevouwen. Een schrooi is een lederen omslag waarin twee houten platen bevestigd zijn welke ongeveer de vorm van de buul hebben. De schrooi wordt dichtgevouwen en tussen de jaagijzers van de perslade gezet.
Eerst even iets over het oliewerk: Het gehele oliewerk bestaat uit 3 delen, het voorslagblok, het stamperblok en het naslagblok.
Het voorslagblok bestaat uit de volgende onderdelen:

Het oliewerk met onderin de perslade en bovenin de heien...
1. Slagbeitel
2. Losbeitel
3. Slaghei
4. Loshei

De jaagijzers: (tusen de jaagijzers zijn nog net de hengsels van de schrooien te zien)
5. staander
6. jager

7. diverse kussens (opvulstukken)

Zoals we eerder konden lezen wordt de schrooi (met daartussen de  met warme notenmeel gevulde buul) tussen de jaagijzers gezet. Daarna drukt men de slagbeitel naar beneden. De slagbeitel heeft een wigvorm en wordt naar beneden in de perslade (gleuf waar ook de jaagijzers en de kussen in staan) gedrukt. Daardoor worden, via de kussens, de jagers tegen de staanders gedrukt. Als e.e.a. wat vast staat wordt de slaghei gelost. De slaghei is een zware, vierkante houten balk die verticaal recht boven de slagbeitel hangt. Als deze gelost wordt valt hij met z'n volle gewicht op de slagbeitel waardoor deze nog dieper in de perslade gedrukt wordt. Gevolg, nog meer druk op de jaagijzers.
De werkening van het vooslagblok mag nu duidelijk zijn: doordat de slaghei de beitel diep in de lade heit wordt de druk op de jaagijzers (en dus ook in de schrooi) zo groot dat het olie uit het warme notenmeel geperst wordt.
Echter, één klap van de slaghei is niet voldoende, er zijn heel wat klappen nodig om het notenmeel volledig "uit te slaan". Daarom moet men de slaghei herhaaldelijk optillen en laten vallen. Dat gebeurt ook met de wentelas.
De wentelas met daarachter het heiwerk...
1. Hei
2. Vuist
3. Spaak
4. Wentelas

De foto hierboven is gemaakt op de zolder van de oliemolen. Op deze foto draait de wentelas rechtsom. Op deze wentelas zitten, per hei, 2 of drie spaken, een soort nokken. Normaal gesproken zijn deze van hout maar om te laten zien dat men vroeger goed bij kas zat werden deze bij de Kilsdonkse van gietijzer gemaakt, net zoals de staven bij sommige schijflopen..
Ook zien we de bovenkant van een hei op de foto. Haaks op de hei zit een korte balk, de "vuist". De werking is al min of meer op de foto te zien. Doordat de wentelas rechtsom draait tilt de spaak de vuist (en dus de gehele hei) op. Draait de as verder dan ondersteunt de spaak de vuist niet meer en deze valt dan omlaag op de (slag)beitel.
Door dit herhaaldelijk te doen wordt de slagbeitel steeds dieper in de perslade gedrukt en wordt via de kussens en de jaagijzers de olie uit het notenmeel geperst. Ik heb begrepen dat de druk op de jaagijzers zo'n 300 HPa (bar) bereikt, daar moet je dus geen vinger tussen steken
Onder de perslade staan twee bakjes waar de olie wordt opgevangen.
Het heien is klaar als de slaghei op de slagbeitel begint te "dansen". Bij de eerste klappen zal de hei "dood" vallen op de slagbeitel. Na verloop van een aantal slagen zal de hei steeds meer gaan dansen (stuiteren) ten teken dat de meel niet verder uitgeperst kan worden. De hei wordt dan "opgeschort" ofwel met een touw zo ver opgehesen en vastgezet dat de vuist buiten het bereik van de spaak komt. Met een stalen pen wordt de hei dan gezekerd zodat deze niet onverwacht omlaag kan vallen.

Opschorttouwen van het oliewerk. Rechtsbovenin een pen om een hei of stamper te zekeren...
Bij het lossen van een beitel moet je altijd even naar boven kijken om te zien of de spaak van de wentelas al voorbij de vuist is gedraaid, op dat moment kun je hei vrij laten vallen. Let je daar niet op en laat je de hei op het verkeerde moment vallen dan kan de vuist op een spaak vallen waardoor de vuist kan afbreken.
Als de slaghei is opgeschort dan laat men de druk nog een paar pinuten op de schrooien staan zodat ze nog even kunnen uitlekken. Daarna lost men de loshei welke vlak naast de slaghei zit. De loshei werkt met hetzelfde principe als de slaghei. Echter, de loshei slaat op de losbeitel (zie foto van het oliewerk). De losbeitel heeft ook een wigvorm maar deze staat, vergeleken met de slagbeitel, ondersteboven in de perslade Als er op de loswig geheit wordt dan maken we weer ruimte in de perslade en haalt men de druk van de kussens en de jaagijzers. Men haalt de schrooien tussen de jaagijzers uit en zet ze schuin boven de perslade zodat ze nogmaals kunnen uitlekken.
Nadat de schrooien een paar minuten hebben uitgelekt vouwt men de schrooien open en haalt men de bulen er uit. Het notenmeel is zo hard in elkaar gedrukt dat het een koek is geworden, de "oliekoek".
Deze koek wordt uit de buul gehaald. Vroeger deed men dat met een "kaak", een speciale plank die schuin op een tafel was bevestigd. Men zette daar de buul op en stroopte 'm in één keer af. De Kilsdonkse heeft ook een kaak maar de bulen zijn zo stug dat dat niet echt lekker werkt.

Een "oliekoek" van walnotenmeel...
Men was vroeger nogal zuinig. Het bleek dat in de boven- en onderkant van de koek nog veel olie zat. Daarom werden die van de koek afgesneden en nogmaals geslagen. Rechtsonder op de foto zien we nog een gedeelte van het koekenmes wat werd gebruikt om de uiteinden van de koek af te snijden.

Beide koeken worden daarna in een appelpot gegooid. De appelpotten zitten in het pottenblok welke in het verlengde staat van de perslade. De Kilsdonkse heeft 5 appelpotten. Boven deze appelpotten hangt ook een hei die men nu een "stamper" noemt. Deze stampers werken ook weer volgens hetzelfde principe als de slag- en loshei. Door de stamper te lossen worden de koeken in de appelpot weer tot losse meel geslagen. Deze meel kan men dan gebruiken als veevoer maar er kan ook weer olie uit geslagen worden. Daarvoor heeft de Kilsdonkse ook een "naslagblok".
Het naslagblok werkt precies als het voorslagblok. Het heeft ook een eigen vuister. Het verschil met het voorslagblok is dat de meel warmer wordt gemaakt, ± 70°C en de druk in bij het heien bereikt een slordige 500 HPa (bar) doordat de slagbeitel een kleinere wighoek heeft.
De opbrengst bij de naslag is beduidend minder en ook de olie die op deze manier verkregen wordt is van mindere kwaliteit, het wordt voornamelijk gebruikt als smeerolie.
Ik heb helaas niet van alle stappen foto's gemaakt maar ik heb wel e.e.a. op video gezet die je hieronder ziet. Ik hoop dat deze beelden e.e.a. wat verduidelijken:



Nadat Ad me alles had uitgelegd was het tijd om zelf de handen uit de mouwen te steken. Ik heb het gehele oliewerk mogen bedienen.
Het begon allemaal bij de Kollergang. Ad zeefde de walnoten op zolder om alle aarde en verontreinigingen te verwijderen en deed ze daarna per 5 kg in mandjes. Per gang word er ± 5 kg geplet onder de kantstenen. Ik moest eerst controleren of de afloper gelicht was en de aanstrijker neergelaten was. Daarna gooide ik één mand met walnoten op de ligger. Uiteraard niet in één keer maar verdeeld over één omwenteling van de steenspil zodat de noten mooi verdeeld over de ligger verspreid werden.
De aanstrijkers drukten de noten in het spoor van de kanstenen en met een hoop gekraak werden ze geplet onder hun enorme gewicht.
Tijdens het pletten moet de meel af en toe even omgeschept worden zodat het mooi homogeen geplet wordt. Ook moet je er voor zorgen dat het notenmeel niet te lang geplet wordt, het blijft dan aan de kanstenen plakken. Na het pletten wordt de notenmeel geoogst.
Op het vuister wordt de notenmeel verwarmd. Er wordt een bepaald hoeveelheid in de pan gedaan. Als je teveel in de pan doet dan worden de bulen te dik en passen ze niet meer tussen de jaagijzers. Doe je te weinig meel in de bulen dan worden ze te dun en krijgt de slagbeitel te veel ruimte. De kans is dan dat deze te diep in de perslade geheit wordt waardoor de beitel de bodem kan raken en kapot geheid wordt.
Het notenmeel wordt vanuit de voorraadbak in een zinken emmer geschept, André gaf aan tot welke streep de emmer gevuld moet worden zodat de juiste hoeveelheid meel op het vuister terecht kwam.
André had net de koeken uit de bulen gehaald en ik hing de bulen onder de twee kaartjes (trechters) bij het vuister.
Na een minuut of 10 was het notenmeel voldoende warm. Ik lichtte het roerwerk, trok de pan naar me toe zodat beide bulen zich vulden met warme notenmeel. Ik haalde beide bulen onder de kaartjes vandaan en legde ze in de schrooien. André leerde me om het notenmeel netjes en gelijkmatig te verdelen in de bulen zodat ook de druk goed verdeeld kan worden. Als je een dike prop in de buul hebt zitten dan wordt alleen die prop uitgeperst en de rest van de meel niet. Ook leerde hij me dat ik snel moest werken omdat anders het meel teveel afkoelt.
Ik zette de gevulde schrooien tussen de jaagijzers in de perslade waarbij ik er op moest letten dat ze niet op de bodem stonden. Ik drukte de slagbeitel omlaag om de boel wat op te sluiten. Daarbij moest ik er op letten dat de losbeitel niet te laag in de perslade stond. Staat deze te laag dan kan deze niet of onvoldoende naar beneden geheid worden en dan komt de boel niet los.
Daarna mocht ik de slaghei lossen. Eerst wat spanning op het opschorttouw zodat ik de pen er uit kon trekken. Daarna naar boven kijken om te zien waar de spaak is. Toen de spaak voorbij de vuist was liet ik het touw los en de hei kwam met een behoorlijke klap neer op de slagbeitel. Het geluid tijdens het heien heeft een zodanig niveau dat je wel gehoorbeschermers moet dragen. De Kilsdonkse stelt deze dan ook ter beschikking aan de molenaars. De uitdrukking "oliedom" komt hier ook vandaan.
Vroeger werd je als jong kind al aan het werk gezet in een oliemolen, ouders hadden geen geld voor educatie dus je leerde niet veel, je bleef dus dom. Ook werkte je dag in dag uit in die herrie waardoor je op vroege leeftijd al doof werd. Je kon op een gegeven moment niet meer horen wat mensen vertelden en begreep dus niet waar ze het over hadden: Oliedom!
Toen de slaghei al behoorlijk aan het dansen was gaf André me het teken dat ik de hei moest opschorten. Je laat de spaak de hei nog een keer optillen en vlak voordat hij valt trek je de hei verder omhoog en zeker je hem met het touw en een pen. Even de schrooien uit laten lekken en tijd om het notenmeel in de kollergang om te scheppen.
Olieslaan is een continu proces. Zodra het notenmeel geoogst is wordt er meteen weer een nieuwe mand met noten op de ligger gegooid. Daarna weer een emmer meel op het vuister gegooid en het roerwerk laten zakken.
Nadat de bulen uitgelekt waren loste ik de loshei. Met 5 ferme slagen was de boel los gekomen. Ik trok de schrooien uit de perslade en zette ze schuin neer om ze nogmaals uit te laten lekken. 
Daarna brak ik de koeken uit de bulen en vulde een appelpot met de brokken oliekoek. Met de stamper werden de brokken weer tot losse meel gestampt. De lege bulen hing ik weer onder de kaartjes bij het vuister en tijdens het stampen vulde ik ze weer met warme notenmeel. De bulen weer tussen de schrooien en de schrooien weer in de perslade om te slaan enz. enz.
Als er weer olie geslagen wordt dan kijk je even hoe ver het stampen is. Het stampen is klaar als de stamper het losse meel boven de appelpotten uit gooit. De stamper wordt opgeschort en het meel wordt uit de appelpot gehaald en in zakken gedaan. Aangezien we maar met z'n drieën waren konden we de naslag niet gebruiken, dan heb je echt meer mensen nodig.
Inmiddels begon de slaghei weer te dansen ten teken dat de bulen voldoende uitgeslagen waren. En dan begint het hele proces weer opnieuw
En zo ben je lekker de hele dag bezig.
Zo rond het middaguur gaan de molenaars even eten. De watermolen wordt dan stil gezet door de sluizen te sluiten. Omdat de windmolen ontkoppeld is kan deze door blijven draaien.
Tijdens de lunch in het restaurantje naast de molen krijgen we een stuk molenkoek aangeboden. Ik moet zeggen, die smaakte best!
Ad vertelde wat over de loop van de Aa, het riviertje waar de molen aan staat. Het water van de Aa komt uit een moerasgebied wat in de Peel ligt.
Ik zei net dat de molen aan de Aa staat maar dat klopt (nu) niet meer. Vroeger stond de molen wel aan de Aa maar tijdens het kanaliseren is de waterloop veranderd waardoor deze niet meer langs de molen loopt.
Tijdens de restauratie is er speciaal een waterloop gegraven zodat ook de watermolen weer kon werken.
Een paar honderd meter stroomopwaarts staat een stuw in de Aa. Deze stuw regelt stroomopwaarts de waterstand van de rivier. Tijdens droogte staat de stuw hoog zodat de landerijen naast de Aa voldoende vochtig zijn. Tijdens natte perioden staat de stuw laag zodat er goed afgewaterd kan worden.
De aftakking naar de molen is stroomopwaarts van de stuw gegraven, d.w.z. dat de stuw ook de waterstand in de aftakking bepaald. Als de waterstand hoog is dan staat er veel druk op de sluizen, ze hoeven dan maar een klein stukje open gezet te worden om voldoende kracht op het schoepenrad te genereren, het water spuit dan letterlijk door de sluisdeuren. Is de waterstand laag dan is ook de druk laag en moeten de sluisdeuren verder open gezet worden voor voldoende kracht.
Na de lunch draai ik onder toeziend oog van André beide sluisdeuren open. Hij leert me dat het water niet over de schoepen mag stromen want dan gaat het water tegenwerken.

De voorwaterloop van de watermolen...
Ik draai de eerste sluisdeur open en het water begint tegen de schoepen aan te stromen, het schoepenrad komt langzaam op gang. Binnen begint, met wat gekraak van het steenraam, ook de kollergang weer te draaien. Met z'n drieën slaan we de rest van de middag nog wat liters olie.
André moest nog even naar huis om even met z'n kinderen naar de optocht te kijken, het was die dag carnaval. Ad en ik hielden de boel wel even aan de gang.
Wat later was André weer terug. Zo tegen een uur of 4 werd de laatste olie geslagen waarna we met z'n allen de boel schoonmaakten. Omdat de geslagen olie voor consumptie gebruikt wordt moet alles goed schoon gehouden worden.
De bakjes met olie worden onder de perslade vandaan gehaald en door een zeef in een maatkan geschonken. Een goeie 4,5 liter olie, een mooie oogst volgens de molenaars.
Een dag intensief gewerkt en dan toch maar 4,5 liter olie? Dat moet vroeger een duur goedje zijn geweest! Onder het gebouw van de oliemolen zijn nog steeds de kelders te zien waar de olie opgeslagen werd. In de vloer van de oliemolen zijn glazen panelen gelegd zodat je kelders goed kunt zien. De vloer en wanden van de kelders zijn betegeld, het lijkt wel een soort zwembad.  Het beslaat een behoorlijk oppervlak en ik schat dat er duizenden liters olie in opgeslagen konden worden. Daar moet je dan wel behoorlijk wat uren voor werken! Men vertelde me dat olieslaan vroeger een vrijwel continu proces was, het ging dag en nacht door.

De olie die we vandaag geslagen hebben gaat in een schone jerrycan en er wordt een monster opgestuurd naar een laboratorium waar ze de kwaliteit controleren. Als er geen bijzonderheden zijn dan wordt de olie vrijgegeven en wordt deze gebotteld voor de verkoop.

Walnotenolie van de Kilsdonkse... (Zelf geslagen!!!)
Nadat alles in de molen aan kant was zijn André en ik de windmolen gaan afzeilen.
Ik zeil het eerste eind af en André laat het volgende end voorkomen. Daarbij laat hij zien hoe de trommelvang werkt. daarna zeilt hij het volgende end af en mag ik het volgende eind laten voorkomen.
Nu is het vangen bij iedere molen weer anders dus is het altijd even voelen hoe de vang aangrijpt. Grijpt hij vroeg of laat aan, doet hij dat abrupt of langzaam? Bromt de vang? Tot nu toe had ik alleen maar met wipstokken gewerkt. Gelukkig lag de vang er al op en hoefde ik 'm alleen maar wat te lichten om het volgende end voor te laten komen.
Ik stond gewoontegetrouw aan de achterkant van de molen (waar bij een wipstok normaal gesproken het vangtouw hangt) en lichtte de vang iets. Het gevlucht begon te draaien en het volgende end kwam voor. Ik kon 'm nog op tijd stoppen maar had geen idee hoe het gevlucht precies stond. De Kilsdonkse is een kettingkruier en heeft daarom geen houtwerk aan de buitenkant, geen spruiten, geen schoren en ook geen staartbalk. Ik gebruikte altijd de lange spruit om het gevlucht loodrecht uit te lijnen. Dat kon nu niet en ook omdat ik aan de achterkant van de molen stond kon ik niet goed zien hoe het gevlucht stond.
André leerde me dat ik (natuurlijk) ook aan de zijkant van de molen kan gaan staan zodat ik het gevlucht wel goed kon zien. Immers, de vangketting komt ook aan de zijkant uit de kap.
Ondanks dat dit m'n eerste ervaring was met een trommelvang ging het best goed.
We brengen we de roekettingen en bliksemkabel aan en aan de achterkant van de molen laten we de pal in het bovenwiel zakken. We zetten de kruikettingen en ook de vangketting vast .
Op zolder wordt de kruipal neergelaten, een stalen staaf die tussen twee tanden van de tandheugel valt zodat de kap niet meer kan draaien. Als de koningsspil ontkoppeld is dan wordt deze weer gekoppeld, de steenspillen worden in het werk gezet en de stenen worden via het lichtwerk op elkaar gezet. Alle deuren gesloten en op naar de Empiro voor een afzakkertje.
Ad, André en ik kleppen nog even gezellig na. Daarna kruip ik weer in m'n motorpak en rij moe maar voldaan terug naar de Meern. Een intensieve dag waarin ik erg veel indrukken heb opgedaan en veel heb geleerd. Maar het was weer ontzettend leuk!

Een paar dagen later krijg ik een mailtje van André met een verslag van de afgelopen draaidag.
Zoals ik al eerder schreef zijn er heel wat vrijwillige (hulp)molenaars die meedraaien op de Kilsdonkse. De molenaars staan ingeroosterd maar de hulpmolenaars komen als ze zin en tijd hebben. De ene komt elke week, de ander komt één keer in de maand. Om elkaar toch een beetje op de hoogte te houden schrijft de dienstdoende molenaar een verslag van zijn of haar draaidag. In het verslag staat dan wat er zoals is gebeurd, wat er is gedaan en evt. bijzonderheden van de molen.
Hieronder het verslag wat molenaar André schreef over zaterdag 5 maart:

Hoi,

Afgelopen zaterdag waren Ad L. en André om 09.00 uur op de molen, wind was er niet, toch maar 4 volle voorgelegd maar de molen draaide niet.
Toen hebben we de vuister opgestookt en zijn we olie gaan slaan, het waterpeil was 6.50 maar de kollergang ging ondanks deze waterstand toch lekker rond. ( dik water?! of misschien is het wegblijven van het kroos een betere verklaring).
Om 11.00 arriveerde de gastmolenaar: Marcel van Hees uit De Meern, hij heeft de hele dag mee olie geslagen. Marcel is van plan om de maanden maart en april elke zaterdag te komen.
André moest tussen de middag even weg om naar de kinderoptocht van zijn zoon te kijken, bij terugkomst op de molen was de wind aangewakkert tot (jawel) kracht 1 en wilde de molen en paar rondjes draaiden.
Om 4 uur afgezeild en alles opgeruimd, in totaal 4,5 ltr olie geslagen.
Dinsdag hadden Ad L., Mariepauline en André een extra dagje op de molen, de wind was om 09.00 kracht 2, dus 4 volle voorgelgd en spelt gebroken op het veevoerkoppel. Om 12.30 hadden we de 8 zakken, 160 kg, gedaan. Na de boterham was de wind aangetrokken tot kracht 3 en hebben we consumptiemeel gemalen, in totaal 150 kg.
Met het zonnetje erbij een lekker rustige dag.
 Voor de molenaars van zaterdag a.s.:
- Marcel van Hees komt weer, hij is er om 09.00
- afgelopen week heeft Peter 4 zakken notenmeel opgehaald
- de leren riem van de loswig is gebroken
- er zijn 2 kleuren handvegers gekocht: blauw voor onderdelen die met het produkt in aanraking komen, wit voor vloeren e.d.
- John van de Halm komt als hij tijd heeft de gebroken spelt halen en nieuwe zakken brengen
- er hoeft niet per se consumptiemeel gemalen te worden, er ligt immers een vooraad van ruim 500 kg

Groeten,

André 

Wederom bedankt voor het lezen en tot de volgende keer!
Groet,

Marcel

maandag 9 mei 2011

Meedraaien op de Kilsdonkse, deel 1

Lieve mensen,

Excuses dat het weer zo lang duurde maar privé en zakelijk is het erg druk. Toch wil ik het bijhouden van m'n weblog niet opgeven omdat ik het te leuk vind en ik leer er ook veel van. Ik heb m'n stageperiode bij de Kilsdonkse inmiddels afgesloten en heb nu al twee keer meegedraaid op paltrokmolen de Eenhoorn in Haarlem. Daar krijgen jullie in een latere aflevering over te horen maar nu eerst het eerste deel van m'n avonturen bij de Kilsdonkse molen in Noord Brabant.

De 1e week van maart heb ik veel tijd aan m'n weblog besteed. Ik liep behoorlijk achter (nog steeds) dus dat probeerde ik in te halen. E.e.a. ten koste van m'n opleiding want ik had Ingrid beloofd om het hele hoofdstuk over het weer te leren.
Maar.... zelf vind ik het schrijven van dit weblog ook een onderdeel van m'n opleiding. Ik moet er veel voor uitzoeken waardoor je op leuke websites terecht komt en ook daar leer je weer van. Ook krijg ik vaak reacties van molenaars waar je weer wat van leert.

5 Maart was het dan zover, ik zou gaan meedraaien op de Kilsdonkse molen in Heeswijk-Dinther. Eigenlijk moet ik zeggen in Beugt want dat is het buurtschap waar de molen staat.
Ik hoor jullie al denken: wat moet je nou in Noord-Brabant als je in Utrecht je opleiding doet?
Zoals jullie weten heb ik een tijd meegedraaid op de Valk in Montfoort. Ik heb ook wel eens verteld dat molenaar Paul een bedrijf heeft wat plannen maakt voor het restaureren van molens en andere monumenten.
Hij woont naast de molen en na een dagje malen nodigde hij me uit in z'n tuin voor een drankje. Hij liet me toen een tekening zien van een watervluchtmolen.
Een watervluchtmolen is een gecombineerde wind-watermolen. Paul heeft destijds de tekeningen gemaakt toen de molen gerestaureerd werd. Deze molen kan koren malen en olie slaan.
Ik was nog nooit bij een oliemolen geweest dus ik nam me voor om daar eens wat weken mee te draaien.
Begin 2011 nam ik contact op via het algemene contactadres van de molen. Al snel kreeg ik een mailtje terug van 1e molenaar Paul (een andere) dat ik welkom was om een maandje of twee mee te draaien.
Hij vertelde dat de molenaars op de Kilsdonkse zo rond een uur of 11 beginnen.

's Ochtends natuurlijk eerst weer even kijken wat het weer doet:


Windrichting: West-Noordwest
Windkracht: 1
Temperatuur: 2°C
Luchtdruk: 1030 HPa
Vochtigheid: 92%
Bewolking: Stratus
Hoogte bewolking: Laag
Trekrichting bewolking: Niet te bepalen, egale grijze deken.
Neerslag: geen
Weerkaart: Vanuit het noorden komt een bijna uitgewerkt koufront op ons af. Veel hogedrukgebieden in de buurt. De isobaren boven Nederland liggen ver uit elkaar: weinig wind.
Overige waarnemingen: Geen

Dinther is vanaf de Meern ± 3 kwartier rijden dus na de wekelijkse boodschappen stapte ik om 10:15 op m'n eigen "molen" (m'n ouwe trouwe BMW motor) en tufte ik over de A2 richting het Brabantse.
Zo rond een uur of 11 reed ik de bebouwde kom van Dinther uit en even later zag ik de molen in de verte al draaien.
De Kilsdonkse molen. Het gebouw op de voorgrond is de oliemolen, daarachter de windmolen...
Ik parkeerde m'n bromtol op het parkeerterrein. Ik liep de (olie)molen binnen en was meteen onder de indruk van alles wat daarbinnen bewoog. Een kollergang met joekels van kantstenen, allerlei molenwielen, een wentel-as van maar liefst 16 meter lang, een oliewerk met voor- en naslag, losheien, slagheien, stampers... (rustig maar, ik ga het in een komende aflevering allemaal nog uitleggen). Voor een techneut als ik een genot om naar te kijken!
Ik werd vriendelijk ontvangen door molenaars Ad en André. André is gediplomeerd watermolenaar en is bezig met z'n opleiding tot windmolenaar (hij is inmiddels geslaagd en mag zich nu ook windmolenaar noemen), Ad is "hulpmolenaar".
Bij de Kilsdonkse werkt een grote groep vrijwilligers. Een aantal daarvan zijn (leerling) molenaars en het grootste deel zijn hulpmolenaars. De hulpmolenaars doen geen opleiding maar zijn o.l.v. de molenaars gewoon lekker bezig in de molen.

De indeling van de molen:
Nadat we een bakkie hadden gedaan nam Ad me mee de windmolen in. We begonnen op de maalzolder die zich hier nagenoeg op de begane grond bevindt.

De maalzolder. Op de voorgrond een tandwielkast, daarboven de koningsspil, rechts een meelpijp...
De foto's zijn wat vervormd omdat ik ze gemaakt heb met een supergroothoeklens zodat ik de hele ruimte in beeld kon brengen.
De molen heeft twee maalkoppels die regelmatig gebruikt worden. Op de foto hierboven zien we ook een tandwielkast waarin een venstertje zit zodat de gietijzeren molenwielen goed zichtbaar zijn voor het publiek. Daarover later meer.

Ad laat me ook de kelder zien waar het grote gietijzeren molenwiel goed te zien is. Het tandwiel zit glijdend op de water-as gemonteerd en met een speciaal mechanisme kan het wiel naar voren en naar achte bewogen worden. Op deze manier kan het tandwiel wel of niet ingrijpen in het kleine kegelwieltje wat onderaan de koningsspil bevestigd is.
De kelder van de windmolen....
Rechts is duidelijk het gietijzeren tandwiel te zien met daarin houten kammen. De achtkante as waar het tandwiel op bevestigd is gaat links door de muur naar buiten, op deze as zijn ook de schoepenraderen bevestigd.

Daarna gaan we naar de steenzolder waar de twee maalkoppels staan.

De steenzolder
Op de foto zien we in het midden de afgeschermde koningsspil met daarboven het spoorwiel. Op de voor- en achtergrond zien we dan de twee maalkoppels met de steenspillen en daarboven de rondsels. Links de trap naar de luizolder, zie onder:

De luizolder...
Op de luizolder vinden we uiteraard het luiwerk verborgen is achter de koningsspil en een staande balk.
Het luiwerk??? De steenzolders waar het graan gemalen werd lag bij een grondzeiler (molen die vanaf de begane grond is te bedienen) op minimaal de eerste verdieping. En bij stellingmolens kon dat wel eens op de 4e of 5e verdieping zijn. En zakken met graan of meel wogen destijds wel iets meer dan de 25 kilo die tegenwoordig door de ARBO is voorgeschreven. Toch moesten die zware zakken van en naar de steenzolder getrnsporteerd worden. Molenaars waren vroeger misschien niet goed maar ze waren zeker niet gek. En daarom is het lui-werk uitgevonden, een hijskraan die werkt op windkracht.

Het luiwerk...
Rechts een gaffelwiel te zien waarmee het luiwerk met de hand bediend wordt als er geen wind is. Dit gaffelwiel zit op de lui-as bevestigd. Om deze as zit een ketting gewikkeld waarmee zakken graan of meel "geluid" (opgehesen) of "afgeschoten" worden (laten zakken). Links zit het lui-wiel bevestigd. De lui-as zit aan één kant gelagerd op een balk die scharnierend is en op en neer kan bewegen, deze balk noemt men de "lichtboom". Op die manier kan dus ook het lui-wiel op en neer bewegen. Deze scharnierende balk heeft een beugel welke uit een haak getrokken kan worden.

De lichtboom...
De balk kan men dan laten zakken op de "lui-tafel". De luitafel is een de horizontaal draaiende schijf die op de koningsspil is bevestigd, midden onderin de foto. Op bovenstaande foto is de lui-tafel goed te zien.
De lichtboom is op verschillende zolders met een touw te bedienen. Men laat het lui-wiel zakken op de draaiende lui-tafel. Door de wrijving gaat het lui-wiel meedraaien. Bij sommige molens is het lui-wiel omwikkeld met rubber of leer voor betere grip. Klik hier voor wat foto's op wikipedia die e.e.a. wat duidelijker laten zien.
Een luiwerk wat op deze manier werkt noemt men een "sleepluiwerk".

Boven de luizolder vinden we dan de kapzolder:

De kapzolder...
Op bovenstaande foto zijn duidelijk het bovenwiel en de boven-as te zien. Onderin zien we een schijfloop of rondsel welke op de koningsspil bevestigd zit. Achter de boven-as zien we nog een soort trommel op een horizontale as, dit is de vangtrommel.
Bij veel molens wordt de vang (rem van de molen) bediend met een wipstok. De wipstok is een lange stok die aan de achterkant uit de kap van een molen steekt. Aan deze stok zit een lang touw (vangtouw) waarmee de vang bedient kan worden.
Een variant op de wipstok is de "trommelvang". De werking is nagenoeg hetzelfde alleen de techniek is anders. Verder sta je met een trommelvang naast de molen te vangen en bij een wipstok sta je achter de molen te vangen.
Hieronder nog een foto van de trommelvang:

De trommelvang van de Kilsdonkse van onderaf gezien...
Om de trommel zit een ketting die door de kap naar buiten aan de rechterkant langs de molen hangt. Rechts naast de trommel de as waar ook een ketting omheen hangt. Deze ketting zit vast aan de vangbalk. Onderin de foto is een gedeelte van de vangbalk (met daarop de ballastkist) nog net te zien.
Door buiten aan de vangketting te trekken wordt deze van de trommel afgewikkeld. De ketting van de vangbalk wordt daardoor opgewikkeld op de as waardoor de vangbalk omhoog getrokken wordt. Het verschil in diameter van de vangtrommel en de as heeft dezelfde (hefboom)werking als bij de wipstok.
De molen heeft een Engels kruiwerk maar als we aan de achterkant van de molen kijken dan missen we het en en ander:

De achterkant van de Kilsdonkse...
We missen hier een 7-tal houten balken en wel de staartbalk, de lange- en korte spruit en vier schoren. Wat we wel zien is een gesmeed gaffelwiel waar een ketting overheen loopt, de Kilsdonkse is een "kettingkruier".
Door aan de ketting te trekken gaat het gaffelwiel draaien. Binnen de kap zit een tandwielstel die voor een bepaalde vertraging zorgt zodat het kruien redelijk makkelijk te doen is.

De overbrenging van het kruiwerk...


Het rondseltje wat het grote tandwiel aandrijft...
 Op de foto hier direct boven zien we een klein ijzeren tandwieltje welke op dezelfde as zit bevestigd als het gaffelwiel wat zich aan de achterkap van de kap bevindt. Dit kleine tandwieltje drijft een groter tandwiel aan, zie overzichtsfoto. Op de as van het grote tandwiel zien we links een soort metalen schijfloopje. De staven daarvan vallen in een (ronde) tandheugel die over de gehele omtrek van het boventafelement ligt. Het boventafelement is de bovenkant van de romp van de molen, het gedeelte wat de kap draagt.

De werking van een tandheugel (Bron: Wikipedia)
In tegenstelling met de afbeelding hierboven ligt bij een kettingkruier de tandheugel stil en beweegt het tandwiel er overheen. Op deze manier kun je de kap dus op de wind zetten door te trekken aan de ketting. Ik moet zeggen dat ik het wel erg prettig vind werken, het gaat licht en is erg snel.
Bij een molen met een staartbalk wordt de kap gezekerd door het vastzetten van de staart d.m.v. de bezetketting. De vertraging van het kettingkruiwerk is echter voldoende en de kap zal niet snel uit zichzelf gaan draaien. Wel is er een speciale voorziening om de kap vast te zetten: de krui-pal. Een dikke metalen staaf die recht boven de tandheugel hangt. Deze kan men laten zakken zodat de staaf precies tussen twee tanden van de tandheugel valt, op deze manier kan de kap niet uit zichzelf draaien. Deze wordt alleen gebruikt als men de molen an het eind van een maaldag "wegzet".
Aan de voorkant van de kap steekt de askop naar buiten met daaraan het gevlucht. Dat gevlucht heeft een behoorlijk gewicht, ergens tussen de 4 en de 6 ton. Bij een conventioneel bovenkruiwerk heb je aan de achterkant van de molen nog heel wat balken hangen zoals de staartbalk en de schoren. Deze houden dan de boel in evenwicht.  Een kettingkruier heeft al dat houtwerk niet dus de kap ligt niet lekker in evenwicht op de romp.
Bij de meeste molens worden stalen roeden door de askop gestoken en gezekerd met roewiggen en keerklossen, zie onder:

Hierboven zien we een askop met roeden. Op de "horizontale" roede zien we aan de onderkant de keerklossen zitten, aan weerszijden van de askop (rechthoekige, witte blokken). Deze klossen zorgen ervoor dat de roede niet uit de askop kan vallen Aan de voorkant zien we aan weerszijden van de kop 2 roewiggen zitten. De roewiggen worden gezekerd met de spitijzers die tegen de wiggen aan zitten. Door de wiggen goed aan te slaan wordt de roede stevig vastgezet in de askop.
Bij de Kilsdonkse zit dat net even anders, daar zijn de roeden gezekerd d.m.v. bouten:

Zicht vanuit de kap op de askop van de Kilsdonkse...
Geen keerklos of roewig te zien. Wel een aantal witgeschilderde stelbouten die de boel op z'n plek houden. En natuurlijk een prachtig uitzicht over de omgeving.
Nadat Ad me de windmolen had laten zien gingen we weer naar beneden en nam hij me mee naar de oliemolen die zich bevind in het witte gebouw.
Dat zal ik gaan behandelen in de volgende aflevering want anders wordt het weer zo'n lang verhaal, er is genoeg te vertellen over de oliemolen en het slaan van olie.
Ik bedank jullie weer voor het lezen en hopelijk tot de volgende keer.

Groet,

Marcel

PS Niet vergeten!